Door rijinstructeurs een half uur van tevoren te melden welk lesonderdeel zij moeten behandelen tijdens een WRM-praktijktoets of praktijkbegeleiding, kan worden voorkomen dat zij een toneelstukje opvoeren om een goed resultaat te behalen. Ook moeten zij echte rijbewijsleerlingen meenemen naar het examen. Dit is een van de voorstellen die brancheverenigingen Bovag, FAM en VRB doen in het WRM-aanbevelingsdocument dat zij woensdag hebben gepresenteerd.
Het aanbevelingsdocument is een concrete uitgewerkte versie van het startdocument dat de brancheverenigingen vorig jaar al naar de Tweede Kamer stuurden, in aanloop naar de aanpassing van de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen. De voorstellen betreffen zowel de instroom van nieuwe instructeurs, de inhoud van de WRM-examens en de vijfjaarlijkse bijscholingsverplichting.
“Het doel is een gelijk speelveld en een professionaliseringsslag in de branche. Daarmee wordt een wezenlijke bijdrage geleverd aan de verkeerskennis en -kunde van de beginnende bestuurder en dus aan de verkeersveiligheid”, aldus de drie organisaties.
Dynamische lesonderdelen
De WRM-praktijktoets en de praktijkbegeleiding moeten worden afgelegd met echte rijbewijsleerlingen. Om de lessituatie zoveel mogelijk te laten aansluiten op de werkelijkheid, adviseren de brancheorganisaties bovendien dynamische lesonderdelen te hanteren. Deze worden op de examendag een half uur voor de rit aan de hand van de lesvorderingenkaart door de examinator van het exameninstituut medegedeeld aan de kandidaat-rijinstructeur. Als blijkt dat de vorderingenkaart niet bij de leerling hoort, kan er geen positieve beoordeling gegeven worden.
“Voorkomen moet worden dat tijdens het afsluitende examen maar nadien ook tijdens de praktijkbegeleiding de (aspirant) rijinstructeur met uitgewerkte lesprotocollen lesgeeft. Protocollen zijn alleen bedoeld als geheugensteuntjes.”
Instroom rijinstructeurs
In principe kan en mag iedereen de WRM-opleiding volgen, melden de brancheverenigingen. “Door het compententieniveau duidelijk te definieren trekt de WRM-opleiding gemotiveerde en competente instromers aan.” Dit niveau ligt op het zogeheten NLQF 4 of 4+, dat wil zeggen havo of MBO 4. De Nederlandse mondelinge taalvaardigheid wordt gesteld niveau B1/2F.
“Door dit niveau te stellen en te toetsen kan de rijinstructeur tijdens de rij- en eventueel theorielessen duidelijk verstaanbare en te begrijpen instructies geven aan de rijbewijs leerling. De leerling raakt vertrouwd met alle gangbare begrippen die nodig zijn om zich veilig te kunnen verplaatsen in het verkeer.”
Zoals eerder vermeld stellen de organisaties voor om nieuwe rijinstructeurs te verplichten een Verklaring Omtrent Gedrag te overhandigen om deel te kunnen nemen aan de WRM-toetsen en examens. De VOG moet elke vijf jaar, voor het afronden van het bijscholingstraject, worden vervangen.
Normen en waarden in het verkeer
In de eerste fase van het WRM-examentraject moet onder meer het gedrag in het verkeer aan bod komen. “De instructeur moet zich bewust zijn van de normen en waarden in het verkeer om daarmee de leerling te laten inzien dat gedrag bepalend is voor verkeersveiligheid.”
Ook moet de rijinstructeurs leren over bedrijfsvoering en kostenopbouw. Basiskennis over ondernemerschap ontbreekt veelal, schrijven de organisaties. Verder moeten onderdelen van het werken met het CBR-reserveringssystemen en de inhoud van het CBR vademecum worden behandeld in de opleiding.
Verder moet ook de theorieles weer een verplicht onderdeel worden van het WRM-examen. “Een goede beheersing van de Nederlandse taal is van cruciaal belang. Spreken in het openbaar, voor een groep leerlingen maakt lesgeven in een één op één situatie in de praktijklessen gemakkelijker en vertrouwder.”
Meer stage-uren en aanpak fraude
Voor de tweede fase van de opleiding willen de brancheverenigingen een praktijkrit met een rijbewijsbezitter toevoegen aan het examen. Dit moet er mede voor zorgen dat de opleiding beter op de praktijk aansluit. Bovendien is de verwachting dat rijinstructeurs meer bereid zijn een stage aan te bieden wanneer de kandidaat beter voorbereid is op theorie en praktijk.
De stage moet uitgebreid worden naar 38 uur actief lesgeven en 38 uur passief meerijden met een gediplomeerde rijinstructeur. De passieve stage mag al in de tweede fase plaatsvinden. Ook moet de kandidaat minimaal één CBR-examen bijwonen.
Daarnaast heeft de gediplomeerde rijinstructeur de bijscholing ‘stagementor’ gevolgd en is daardoor ook in staat om de kandidaat rijinstructeur te begeleiden. IBKI moet de mogelijkheid krijgen om onaangekondigd mee te rijden tijdens een stageles. Ook moet er een effectief sanctiebeleid komen voor zowel stage-mentor als stagiaire bij fraude tijdens stage.
Herkansingsmogelijkheid praktijkbegeleiding
De herkansingsmogelijkheid voor de WRM-praktijkbegeleiding moet gemaximaliseerd worden tot twee keer (maximaal drie keer een praktijkbegeleiding). Nadat de rijinstructeur twee keer zakt voor de toets dan moet er verplichte bijscholing plaatsvinden op de zwakke punten. “Wanneer blijkt dat de rijinstructeur na drie pogingen de toets niet heeft gehaald, dan achten wij de instructeur niet bekwaam genoeg om verder het beroep als rijinstructeur uit te voeren.”
De lesbevoegdheid moet dan binnen acht weken worden ingetrokken. “We willen tenslotte dat de beginnend bestuurder goed wordt opgeleid door een vakbekwame rijinstructeur. Kandidaat kan dan in de acht weken zorgen voor het behoud van de bevoegdheid door het juist afronden van het theoretisch en praktisch herintrederstraject. Er moet duidelijk worden gecommuniceerd dat hij of zij geen lesbevoegdheid heeft en dus ook geen les mag geven.”
Wanneer de branche volledig geprofessionaliseerd is, is sanctionering niet meer nodig. De kennis en kunde van de WRM-bezitter is dan van structureel van hoogwaardige niveau, schrijven de organisaties. Het op het niveau houden moet bereikt worden door alle bijscholingen op een aantoonbaar hoger niveau in te richten waardoor de rijinstructeur beter is uitgerust om het vak uit te oefenen.
Slagingspercentages per persoon
De brancheverenigingen willen daarnaast graag het slagingspercentage inzichtelijk maken tot één persoon in plaats van de rijschool. Ze adviseren een onafhankelijke partij te laten onderzoeken of dit mogelijk is. Ook moet onderzocht worden of deze percentages mee kunnen wegen bij de beoordeling van de praktische begeleidingstoets.
Verder moet het register met WRM-bevoegde rijinstructeurs laagdrempeliger worden voor leerlingen en ouders zodat zij makkelijker kunnen controleren of de rijinstructeur beschikt over de vereiste papieren.
Lees hier het aanbevelingsdocument.
Lees ook: Lage slagingspercentages oorzaak imagocrisis rijschoolbranche
Bron: Verkeerspro Auteur: Nadine Kieboom Publicatie datum: Thu, 16 Nov 2017 10:31:34 +0000
Recente reacties